Geef gemeenten meer autonomie bij K.I. en heffing onroerende voorheffing
De laatste tijd wordt druk gediscussieerd over de kadastrale inkomens en de grondbelasting.
4 Zo wordt in het kader van het stedelijk beleid gevraagd om een herziening van de kadastrale inkomens. Op dit moment weerspiegelen die de toestand van 1975. Dertig jaar later is er echter een en ander gewijzigd : buurten die het in 1975 slecht deden, zijn nu toplocaties geworden, winkelstraten die in 1975 boomden hebben nu misschien hun glans verloren, en de hoge grondbelasting verhindert er de heropleving.
De meest gehoorde oplossing voor dit probleem is de algehele herziening van de kadastrale inkomens. Om een aantal redenen (financieel en logistiek, maar ook politiek) ligt dat echter moeilijk.
4 En recent stelt de Bond Beter Leefmilieu voor, om voor woningen een energie-keurmerk in te voeren, en de onroerende voorheffing te laten variëren op basis daarvan. Met de huidige wetgeving en bevoegdheidsverdeling is dat niet mogelijk.
Daarom stel ik voor om de lokale besturen meer bevoegdheden te geven. Het is namelijk zo dat als ik in Antwerpen 100 EUR onroerende voorheffing betaal, daarvan 77,59 EUR naar de gemeente gaat en 16,67 EUR naar de provincie, via de gemeentelijke en provinciale opcentiemen.
De provincies, maar vooral de steden en gemeenten hebben dus heel wat speelruimte om de hoogte van de onroerende voorheffing, de "grondbelasting", aan te passen aan een aantal factoren.
Er zijn een aantal manieren om dat mogelijk te maken, van restrictief tot heel ruim.
Je zou de gemeenten/provincies de mogelijkheid kunnen geven de opcentiemen te verhogen of verlagen met een aantal punten naargelang de buurt waarin het gebouw is gelegen of naargelang de energiebalans ervan. Dat is vrij restrictief.
Of je zou ze kunnen toestaan de opcentiemen volledig te vervangen door een eigen gemeentelijke of provinciale belasting, waarbij ze zelf alle vrijheid hebben om de hoogte ervan te laten variëren op basis van een hele resem factoren. Dat is het andere uiterste.
Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een tussenvorm, waarbij de lokale besturen tot maximum de helft van de onroerende voorheffing kunnen vervangen door een eigen grondbelasting, die echter stevig gereglementeerd wordt vanuit de toezichthoudende overheid (gewest). Een van die beperkingen moet uiteraard zijn dat de globale belastinginkomsten niet verhogen door deze nieuwe belasting.
Op dit moment is het instellen van een dergelijke belasting voor de lokale besturen niet toegestaan. Er moet daarom een wijziging gebeuren van het WIB 92 (Wetboek Inkomstenbelastingen), waarna de Vlaamse overheid ook op decretaal vlak enige beslissingen moet nemen.