Interview met het Agalev-ledentijdschrift 'Antwerpen Groen'1. Kun je jezelf even situeren ? Ik ben lid geworden van Agalev eind 1993. Mieke heeft toen in een interview met De Morgen een oproep gedaan naar nieuwe leden, en ik voelde mij aangesproken. Ook al omdat toen het 'geitewollensokken'-imago van de partij wat begon te verdwijnen. Ik ben me toen beginnen inzetten in de partij, in Deurne en op stedelijk niveau (ik zat voor Deurne en later Berchem in de Politieke Raad, ik heb de website en de fractienieuwsbrief opgestart,...). In 2000 ben ik namens de regio Antwerpen lid geworden van de nationale Politieke Raad.
Ik heb mijn engagement in de partij sterk beperkt na de beslissing om op Antwerps niveau toe te treden tot de meerderheid. Ik zie nog altijd niet hoe de stad of de partij daar baat bij heeft.
2. Wat vindt je de sterkte van Agalev, wat zou je liever anders zien in de partij ? De afstand tussen top en basis in Agalev is stukken kleiner dan bij de andere, traditionele partijen. Dat heeft als grote voordeel dat mensen op alle niveau's verantwoordelijkheid kunnen opnemen, zelf beslissingen kunnen nemen, en zich niet te veel hoeven in te passen in een hiërarchie. Het nadeel daarvan is het verspreid zitten van kennis en vaardigheden. Hoe vaak het warm water al niet opnieuw is uitgevonden in de partij... Wat kan je daaraan doen ? Misschien door de netwerk-vorming te bevorderen, informele communicatiekanalen... Waarom organiseren we niet om de zoveel weken een praatcafé, een feestje, discussieavonden...
3. Wat zijn je persoonlijke doelen in de districtsraad? Ik wil een boom voor mijn voordeur. (lacht)
Ik vind de invoering van de rechtstreeks verkozen districtsraden een bijzonder boeiend experiment. De districten hebben eigen bevoegdheden, een eigen begroting, maar ze zijn voor de uitvoering van hun beleid voor een groot stuk afhankelijk van het stadsbestuur en de stedelijke diensten. Er is een enorm potentieel aan conflicten tussen de verschillende actoren - en dan bedoel ik het stadsbestuur, de verschillende districtsbesturen, en niet te vergeten de ambtenaren in de stedelijke diensten. Anderzijds heeft dit organisatiemodel ook de potentie om een openbaar bestuur 'nieuwe stijl' te creëren. Dat wil zeggen, een bestuur waar de politieke beslissingen op het correcte politieke niveau worden genomen, en de uitvoering gebeurt door een administratie, door ambtenaren die zelf geen politieke voorkeur laten spelen. Een mens mag dromen, nietwaar ? In elk geval, ik hoop dat mijn ervaring als ambtenaar hier een steentje toe kan bijdragen.
4. Denk je dat het districtsniveau de politiek dichter bij de mensen brengt en de mensen dichter bij de politiek ? Ik ben er zeker van. In plaats van 55, zijn er nu bijna 300 aanspreekbare politici.
Om maar een voorbeeld te geven. In Berchem worden regelmatig hoorzittingen georganiseerd over de heraanleg van straten en pleinen. De buurtbewoners komen daar hun hart luchten tegen Martine Depestel, ons bureaulid voor openbare werken. Vroeger was zoiets niet mogelijk. Als burger kwam je gewoon niet in contact met de mensen die werkelijk de beslissingen namen.
Martine doet dat trouwens absoluut niet slecht.
5. Heb je d'er zin in ? (grijns)
Ik zal me nu voor het eerst echt moeten bewijzen, hé. Het worden boeiende tijden.
Ik heb trouwens goede hoop in onze fractie. We zijn er opnieuw in geslaagd een sterke groep samen te stellen. Ik heb veel vertrouwen in Fons, Frederika en Martine. Wij vullen elkaar goed aan. Ze gaan nog van ons horen in Berchem.